Periode: 1945 tot 1948.
Verteld door: Cor de Jong.
Plaats: Wieringerwaard – Wieringermeer.

In 1932 kwamen vader en moeder de Jong vanuit Drachten naar de Wieringermeer. Vader werd opzichter bij de Domeinen. In 1935, toen ze aan de Kon. Wilhelminaweg woonden, werd hun vierde kind geboren: Cor. In het begin van de oorlog ging hij naar school, maar dat werd anders toen de Wieringermeer onder water kwam te staan. Het gezin kwam terecht in de paardenstal bij een boer in Wieringerwaard, aan de Westfriesedijk. Aan deze periode bewaart Cor geen goede herinneringen.

De boer dacht met vader de Jong een goedkope arbeidskracht in huis te hebben gehaald, maar dat viel tegen. De Jong, en later ook de oudste zoon, hadden elders een baan en gingen dus niet bij de boer op het land aan de gang. Voor ”straf” mocht het gezin geen gebruik meer maken van de WC bij de paardenstal; ze moesten zich maar behelpen buiten achter de mesthoop. Vader de Jong timmerde dus zelf maar een wc bij de sloot.
Cor kon het goed vinden met de dienstbode, Christien. Zij riep hem ‘s morgens na het melken en dan leerde ze hem hoe je de room van de verse melk af kon zuigen, lekker vond hij dat! De school schoot er wel bij in, maar dat leverde wel heel veel vrije tijd op, waar Cor nu nog met plezier aan terugdenkt.
Bij de sluis aan de Groetweg lagen boten waarmee de dakpannen van de onderwater staande huizen en boerderijen gehaald werden. Natuurlijk was Cor van de partij. Zo kwamen ze bij boerderijen waar nog kippen op de zolder zaten en waar dus ook eieren lagen. De oorlog was inmiddels wel afgelopen, maar alles was op de bon, dus ze waren maar wat blij met die eieren! De boer zag op een dag de lege eierschalen liggen bij het afval en trok hieruit de conclusie dat Cor de eieren uit zijn kippenhok gestolen had. Boze boer dus! Het wegpesten was begonnen. Gelukkig bleven ze maar een jaar bij die boer wonen. Vader vond woonruimte in het “Haukeshuis” bij de Oostwaardhoeve. Daar woonden nog meer gezinnen. Op de zolder van de Oostwaardhoeve werden twee schooltjes ingericht: een openbaar en een christelijk. Zelfs toen werd dat strikt gescheiden! Nu moest hij dus wel regelmatig naar school, maar er bleef nog genoeg tijd over voor allerlei avonturen.
Bij het aangespoelde hout vond Cor op zekere dag een fiets, verborgen tussen twee zolderplaten. Nou, daar kon hij wel wat mee. De wielen werden eraf gehaald, hout lag er ook genoeg en zo werd er een karretje gebouwd. Het feest was compleet toen hij er ook nog een mast en een zeil opzette. Nu kon hij met de wind mee naar Slootdorp zeilen, vijf kilometer verderop, waar hij ontdekte dat hij nu ook vijf kilometer met tegenwind naar huis terug moest. Dan toch de mast er maar weer afgehaald en hiermee terug naar huis “gepeddeld”. De onderwijzeres gebruikte het karretje als vlondertje om met droge voeten van de weg naar het gebouw te komen tot ze er op een keer naast lag: einde van het gebruik van het karretje.
Vissen was ook een leuke bezigheid, water genoeg. Regelmatig kwam Kees Meeuwsen met zijn bakfiets langsgereden en op een dag moest hij de “reuzenvangst” zien, nieuwsgierig gooide hij de zak met de vangst leeg. Het bleek een palinkje van tien centimeter te zijn! Als Cor en Kees elkaar nu na zestig jaar tegenkomen hebben ze nog plezier om dat palinkje!
Het wonen op de Oostwaardhoeve had tot voordeel dat het gezin de Jong gebruik kon maken van bepaalde faciliteiten, die er waren ten behoeve van de mensen, die daar tewerkgesteld waren. Toneelvoorstellingen bijvoorbeeld. Ook aan dit avontuurlijke leven kwam een einde toen het gezin weer terug kon naar hun huis in Slootdorp, maar de herinneringen zijn blijvend.

Geschreven door Lenie Visser-Geers.