Onderwerp: Staatsbosbeheer
Periode: 1953-1988

Verteld door: Bouke Hofmeijer

Ze gingen bijna op mijn hand zitten…

Omdat hij in de loop van de jaren zoveel ervaring had opgedaan kreeg hij van de Staatslandbouwbedrijven een baantje aangeboden bij het Staatsbosbeheer. Dit was in 1953. “We hebben toen de Wieringermeer weer opnieuw beplant met alle soorten bomen en zo is ook het bos hier ontstaan.”

Door de onderwaterzetting was alles dood gegaan op enkele wilgen na. “We hebben ook alle bomen die langs de wegen staan geplant. De singels bij de boerderijen hebben we ook gedaan. We zetten eerst de snelgroeiers, de populieren, om die later weer te kappen en de ruimte gaven voor de andere bomen, es, eik, esdoorn en beuk. Aan de Oom Kees weg waar nu de volkstuintjes liggen hadden we een eigen kwekerij. Ook bij het Robbenoordbos was een kwekerij. We zaaiden het allemaal zelf, we vingen het zaad zelf op en zaaiden deze uit in bedden en zodra de boompjes groot genoeg waren werden ze weer uitgezet. Ook aan het Dijkgatbos dat op het verdronken land van de familie Stolwijk ligt, heb ik meegewerkt om het aan te leggen. In 1963 was het af.” De aanleg van beide bossen was zwaar werk wat met heel veel mankracht tot stand is gekomen. Men moest diepgraven om de grond te verbeteren na de inundatie. Hofmeijer vertelt: “Alles ging toen nog met de hand. Op plaatsen waar het Kwelwater zijn sporen achterliet, kon je de slechte ontwikkeling zien. Als je op de dijk staat zie je hoogte verschil”. Hij haalt een grote enveloppe tevoorschijn. “Ik hebdsc02095 ook diverse cursussen gevolgd van de commissie vakopleiding in de Wieringermeer en het Bosbouw praktijkonderwijs in Sonsbeek bij Arnhem. Dit was vaak in de winter. Ik heb al gauw 10 diploma’s gehaald.

 

Foto: helemaal rechts, hurkend zit Bouke Hofmeijer; links achter hem ook op hurken met bril Roel Wagenaar.

In 1960 werd hij beëdigd ambtenaar en mocht hij de controles uitoefenen op degenen die in de bossen verbleven en zich aan de daar geldende regels moesten houden. In 1976 werd er een aalscholver-kolonie gevestigd in een gedeelte van het Robbenoordbos. Dit deel was niet toegankelijk voor publiek. Er werd een kooi van gaas gemaakt van 1600 m2. Hofmeijer werd betrokken bij de verzorging van deze vogels. Ze kwamen bijna op z’n hand zitten en schaarden zich om hem heen. Toen in 1979 door hevig sneeuwval een chronisch gebrek aan voedsel ontstond, wist Hofmeijer toch de kolonie te bereiken. Hij had een kinderslee waarop hij met een lading vis richting het bos gleedbouke-met-aalscholvers. In vijf uur tijd werd tien kilometer overbrugd. Hij heeft zijn vader geholpen aan een baan bij de Staatsbosbeheer. Zijn vader deed zwaar werk. Er moest diep gespit worden, maar dat kon hij vanwege zijn leeftijd niet zo best meer. “Vader heeft tot aan zijn pensioen bij Staatsbosbeheer gewerkt”. Samen met Roel Wagenaar zorgden ze ook in de strenge winter van 1979, dat de dieren bijgevoederd werden. Ook bij het uitzetten van een groep herten (reeën) was hij betrokken. Vele nestkasten heeft hij mogen plaatsen. In het bos zijn ook wandelroutes waaraan Hofmeijer heeft meegeholpen. En aan een van de routes staat een bankje waarin zijn naam gekerfd staat. Dit bankje kreeg hij aangeboden bij zijn afscheid na 35 jaar werken bij Staatsbosbeheer.

Geschreven door Ina Hoogenbosch-Glas