TROUW

Door: Monic Slingerland– 4 augustus 2007

Jeugdherinneringen worden gekleurd door het huis waar ze zich hebben afgespeeld. Trouw gaat mee naar het huis van de jeugd. Aflevering 1: Marjan Schwegman, directeur van het Niod, geboren in 1951, opgegroeid in de Torenstraat 9 in Middenmeer.

’Iets hield me tot nu toe tegen om hier weer binnen te gaan”, bekent Marjan Schwegman, sinds maart directeur van het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie (Niod). „Stel dat er veel veranderd is.”

We hebben onze komst niet aangekondigd en op ons aanbellen komt eerst geen reactie, maar na bemiddeling van de buren doet de huidige bewoonster de voordeur open. Ze had de bel niet gehoord. Hartelijk nodigt ze ons binnen.

Het huis op nummer 9 is bijna als enige blijven staan, nadat de Duitsers in april 1945 de dijk om de Wieringermeer hadden doorgestoken en zo de hele polder onder water zetten. In de Torenstraat in Middenmeer, een dorp middenin de Wieringermeer, kwam het water toen tot tweeënhalve meter hoog. Maar dat was ver voordat de familie Schwegman er kwam wonen.

Nadat het water weer gezakt was na de bevrijding, bleken de meeste huizen in de Torenstraat niet meer geschikt voor bewoning. Een uitzondering waren nummer 7 en 9, twee-onder-een-kap.

Dat blok uit de jaren dertig vormt nu een opvallende stijlbreuk met de kleinere rijtjeswoningen met een lichtere steen die allemaal in 1948 gebouwd zijn. Zo heeft het huis waarin het gezin Schwegman woonde een voordeur met een ronding aan de bovenkant, en hier en daar hoge, smalle kozijnen.

Het huis heeft ook een soort uitbouw, te klein voor een garage, maar wel geschikt als bijkeuken. Onder de rode dakpannen van het puntdak boven die uitbouw was de kamer van de broer van Marjan.

„Dat was een apart deel van het huis, je kon er komen via de badkamer”, weet ze nog. „Toen wij in het huis kwamen, was er trouwens geen badkamer. Wij hebben een douche laten plaatsen, dat was toen heel modern. Kinderen uit de buurt kwamen bij ons douchen. Niet omdat ze vies waren, maar uit nieuwsgierigheid. Niemand had een douche, eind jaren vijftig. Het was iets bijzonders.”

Dat ze in Middenmeer, middenin de Wieringermeer, is opgegroeid, komt door de voorliefde van haar vader voor landbouw. Opvallend voor een man die uit de havenstad Rotterdam kwam. In de oorlog heeft hij voor zichzelf vrijstelling uit de Arbeitseinsatz weten te regelen dankzij een werkplek op een landbouwcoöperatie in de Wieringermeer, de ZWM.

In die Wieringermeer kwam hij een jonge kraamverpleegkundige tegen. Na haar huwelijk stopte ze met werken. „Niemand van mijn vriendjes of vriendinnetjes had ouders die allebei werkten. Er was altijd iemand thuis,” herinnert Schwegman zich. „Wij aten warm tussen de middag, mijn vader kwam dan thuis. En ’s avonds een boterham. Daarna draaiden we onze bordjes om. Dat was een idee van mijn moeder: hoefden we niet af te wassen en hadden we bij het ontbijt de dag erna toch schone borden.”

Het huurhuis Torenstraat 9 was een soort dienstwoning, voor de directeur van de landbouwcoöperatie. Vader Schwegman was daar adjunct-directeur. „Toen de directeur wegging, lag het voor de hand dat wij erin trokken.”

Het huis had een ’garage’, een houten schuur van groen geverfde planken. Die schuur staat er nog altijd. Het huurhuis is eigendom van een woningbouwcoöperatie. Misschien dat daardoor, tot opluchting van Schwegman, nog veel dierbaars behouden is gebleven. Ze wijst. De langwerpige groene tegels achter de haard in de voorkamer. Het visgraatparket in de achterkamer.

Dan loopt ze voor het eerst na 39 jaar weer de trap op in het huis waarin ze woonde van haar zesde tot haar achttiende.

Halverwege de trap wijst Schwegman op het hoge smalle raam in het trappenhuis, waar de zon door scheen en van waaruit ze de Japanse kers zag. „Dan wist je: ik ben thuis.”

In wat de kamer van haar zus was, ligt nog dezelfde vloerbedekking. In haar eigen slaapkamer is de grote inbouwkast blijven staan. „Wij vonden het toen al een groot huis.” vertelt Schwegman, en laat haar ogen over de muren van haar oude slaapkamer gaan. „En dat vind ik nog steeds.”

We kijken om de hoek van de deur de kamer in waarin haar ouders sliepen. Lage ramen, aan de tuinkant. „Heel soms mocht ik in het bed van mijn ouders. Dan keek je door die ramen naar de tuin.”

In de badkamer is de doorgang naar de kamer van haar broer verdwenen achter moderne tegels en een douchecabine. Op sanitair gebied is de verandering het grootst.

Om te zien waar haar dierbaarste herinneringen liggen, moeten we naar buiten, de tuin in. We lopen langs de schuur van groen geverfde planken, langs de betonnen palen van de waslijn, die al die tijd zijn blijven staan. Als Schwegman de jasmijn ziet, is ze verbaasd, hoe groot die geworden is.

Achter in de tuin, geheel overwoekerd, staat nog hetzelfde kippenhok. Achter het kippenhok: de bosjes waar de 12-jarige Marjan haar eerste sigaret rookte. „En ander kattenkwaad uithaalde. Daar was je als kind onbespied.”

Dan herinnert ze zich iets. „Waar is het bordje gebleven dat aangaf wat de hoogste stand van het water was?” Het hing bij de elektriciteitswinkel. De huidige bewoonster, mevrouw Klungel, meent dat het onlangs is weggehaald.

In de directe omgeving is wel meer veranderd. De elektriciteitswinkel is nu een café, de brandweerkazerne tegenover het huis is woonhuis geworden, de groenteman, die aapjes in een hok in de tuin had, is er niet meer. De zaak van melkboer Post heet nu Club Nikita. „Publieke vrouwen”, zegt mevrouw Klungel met een vies gezicht.

De huidige bewoonster, mevrouw Klungel, betrok met haar gezin het huis na het vertrek van de familie Schwegman in 1969. Haar man was hoefsmid en de schuur met de groene planken was voor hem een ideale werkruimte.

Het gezin Schwegman vertrok omdat het hoofdkantoor van de ZWM, de maatschappij waar vader Schwegman bij werkte, verhuisde naar Emmeloord. Torenstraat 9 had afgedaan als dienstwoning.

Marjan Schwegman zat toen in het examenjaar van het gymnasium, in Alkmaar. Niet echt een handig moment om van school te veranderen. Samen met haar jongere zusje van zeventien ging ze op kamers wonen in Bergen.

„Het was de klap van mijn jeugd toen we weggingen. Misschien wel omdat ik, net als alle pubers, eigenlijk helemaal geen verandering wilde. Maar ook… die grote tuin. Er kwamen vaak kinderen bij ons spelen. En ik wilde alleen in de Wieringermeer wonen. Een gebied voor pioniers. Wij vonden Middenmeer de belangrijkste plaats van de Wieringermeer omdat wij de haven hadden. Daar kwamen de boten aan tijdens de suikerbietencampagne.”

De huidige bewoonster vertelt dat ook zij binnenkort zal moeten verhuizen. „De huizen hier gaan plat.” De diepe tuin, altijd een zegen voor de bewoners, blijkt nu de ondergang van het pand. Op het perceel met de twee-onder-een-kapper kunnen makkelijk vier woningen gebouwd worden.

Schwegman kijkt geschokt. „Gaat het bosje ook weg?”